Vuurtorens en betonning hebben altijd een onderbroken, ‘knipperend’ licht, herkenbaar aan hun kleur en ‘karakter’.
Havenlichten zijn altijd vaste lichten. Ook de boordverlichting van schepen zijn altijd ‘vaste lichten’.

Op de kaart staat elke licht ingetekend en vind je de gegevens waaraan je een licht herkent: kleur, karakter en periode.

Over kleuren wordt niet al te ingewikkeld gedaan.
- Een groene boei heeft een groen licht, een rode boei heeft een rood licht.
- Scheidingstonnen en cardinale tonnen hebben een wit licht.
- Meetopstanden hebben vaak een geel licht.

Het karakter is het ritme waaraan je het licht herkent. Veel voorkomende karakters zijn:
> F: fixed, vast licht dat ononderbroken schijnt.
> Q: Quick, vrij snel ‘aan-uit-aan-uit’ enz.
> Fl: flash, 2 tot 3 seconden aan, daarna (langer) uit.
> Iso: isophase betekent ‘even lang aan als uit’.

Bij de Flash en Isophase lichten is ook altijd de periode gegeven in seconden. De periode is de duur van het totale karakter, dus aan en uit bij elkaar. Een seconde duurt best lang in de nacht. Je kunt tellen door rustig te zeggen: 'een-en-twintig, twee-en-twintig, drie-en-twintig'.

Dit licht heeft een groen licht, met het karakter ‘iso’ (isophase licht). Een ‘iso’ is even lang aan als uit. In dit geval dus 2 seconden aan en 2 seconden uit. De periode (totale duur) is 4 seconden, aangegeven als 4s. De navigator beschrijft het licht als ‘groene iso 4’

De volgende keer een aantal tips uit de praktijk voor het oriënteren op de lichten.

Goede vaart.


Terug naar de overzichtspagina van de vaarcursus.


Tekst Marianne van der Linden
Detailkaarten Dienst der Hydrografie, Koninklijke Marine
Copyright Scheepswijs, Koninklijke Marine en Heech by de Mar B.V.