Van oorsprong moest op platbodemschepen, zonder motor, vanuit elke koers zeil gezet kunnen worden. En ook al hebben we tegenwoordig een motor, het is helemaal niet nodig om in de wind te hijsen.

Het grootzeil hijsen gaat het beste op een koers tussen aan de wind en halve wind. We laten dan de grootschoot voldoende vieren, zodat het zeil alleen bij het achterlijk wind vangt. We houden het zeil "killend". Het hijsen is dan goed te doen voor degene aan de vallen of de lier. En met een klein beetje druk in het zeil staat de giek rustig over bakboord of stuurboord. Dat scheelt een hoop onrust voor de stuurman en in de kuip.

Ook de fok kan op alle koersen gehesen worden. Leg het zeil alvast aan de 'goede kant' op het voordek en geef iemand de fokkenschoot met een paar slagen om de sjorlier. Laat tijdens het hijsen de schoot voldoende vieren om het werk aan de val niet te zwaar te maken. Houdt een beetje druk op de schoothoek, zodat het zeil niet begint te slaan.

Pal voor de wind het grootzeil en de fok hijsen is niet aan te raden. Door het wijd uitstaande grootzeil is het uitzicht minder en de uitwijkmogelijkheden zijn beperkt door de kans op een gijp. Daarnaast schuurt de gaffel langs de het staaldraad van het want hetgeen niet bevorderlijk is voor de gaffel en de lak.

Probeer het zetten van de zeilen eens op een aan de windse koers, in plaats van in de wind. De zeilen vangen dan gelijk een beetje wind en het geklapper van giek en zeilen is veel minder. Dat geeft veel rust aan boord en voorkomt bovendien onnodige slijtage van de zeilen.

Goede vaart.


Terug naar de overzichtspagina van de vaarcursus.

Tekst Marianne van der Linden
Foto Heech by de Mar B.V.
Copyright Scheepswijs en Heech by de Mar B.V.